De Voorzitter Philippe Pirson treedt af na tien goed gevulde jaren.
Lees zijn interview.
Met reflectie en vertrouwen stelt hij zijn opvolger voor als Voorzitter van de Raden van Bestuur van het Koninklijk College der Eredekens van de Arbeid en het Koninklijk Instituut der Eliten van de Arbeid.
Deze twee instellingen zijn verheugd de heer Robert de Mûelenaere, onlangs benoemd door Zijne Majesteit de Koning, te mogen verwelkomen.
Philippe Pirson, Voorzitter: een afscheid in schoonheid !
Toen Philippe Pirson aankondigde dat hij van plan was om begin volgend jaar het Voorzitterschap over te dragen aan Robert de Mûelenaere, had ik het genoegen om de dankbaarheid van de Raden van Bestuur van het College en het Instituut te kunnen aanhoren. Dankbaarheid die voortkomt uit kwaliteiten, maar ook uit daden.
Staat u mij toe een gesprek met u te delen dat ik op een ochtend in november met hem had.
Voorzitter, u vervult uw mandaat nu 10 jaar. Welke indrukken neemt u met u mee?
P. P.: Sinds de allereerste ceremonie word ik altijd meegesleept door de emotie in de ogen van de laureaten wanneer ze hun ereteken ontvangen. Zonder enige context is deze emotie het meest bijzondere dat ik me zal herinneren.
Maar ik zal me ook twee belangrijke gebeurtenissen herinneren:
De ontmoeting met onze vorst tijdens “Jongerenplein”: zijn belangstelling en zijn onthaal ook tijdens de Nationale Feestdag.
De organisatie van de “You”-ceremonie, die 5 sectoren samenbracht, maar vooral werknemers verenigde van alle achtergronden, op alle niveaus, maar gedreven door dezelfde waarden verbonden aan het werk.
Voorzitter, wie u kent, weet dat u verschillende levens hebt gehad: bedrijfsleider, lid van beroepsfederaties, lid van verschillende verenigingen. Denkt u dat deze ervaringen u hebben geholpen in uw functie?
P. P. : Ongetwijfeld! Want een Voorzitter moet naar iedereen luisteren, naar de standpunten van de verschillende spelers in de arbeidswereld, maar ook in onze maatschappij in het algemeen.
Een voorzitter moet, net als een directeur van een bedrijf, anticiperen op veranderingen en zelfs op veranderingen in de wereld.
En hoewel tolerantie en discipline overal essentieel zijn, zijn diplomatie en werken in symbiose de basisprincipes van het College en het Instituut.
Maar als u moest kiezen, wat zou dan uw grootste kwaliteit zijn?
P. P. : Ik zou er wel duizend willen noemen (lacht), maar ik zou zonder enige pretentie zeggen: “geëngageerd”. Dat is waar ik mezelf in terugvind. Net zoals ik hoop dat mensen me daarin herkennen.
Misschien mag ik hier één spijtbetuiging uitspreken. Ik heb het gevoel dat het respect voor onze engagement aan het Instituut de afgelopen jaren is afgenomen.
Ik ben de politici die zich inzetten voor het Instituut dankbaar, maar het zijn er minder dan vroeger. Financiële steun is moeilijk te krijgen. We moeten vechten, ook al is iedereen het erover eens dat erkenning op het werk essentieel is in menselijk en sociaal opzicht. Als het echt een ambitie is, moet men de middelen vrijmaken om dit te realiseren.
Ik hoor deze spijt, maar denkt u dat de werknemers zelf veranderd zijn en dat jonge mensen niet meer geïnteresseerd zijn in werk?
P. P. : Dat is een triest commentaar van “chagrijnige oude mensen”! Ik denk dat jonge mensen geweldig zijn en zich inzetten voor werk. Dus ja, voor sommige generaties is het vervelend om te horen dat ze op zoek zijn naar een balans tussen werk en privé. Maar hebben ze het mis?
Om een karikatuur te maken, “vroeger” was werk een doel op zich en een
excuus voor persoonlijke opoffering. Ik ken mensen die de drempel van hun
pensioen hebben bereikt en die dan verkondigen: “Nu heb ik eindelijk tijd om voor mijn kleinkinderen te zorgen”. Om de verloren tijd in te halen toen het werk alles in beslag nam.
Tegenwoordig hebben jonge werknemers ook een gezinsleven, een sociaal leven en vrije tijd. Dat wil niet zeggen dat werk hen niet interesseert. Maar ze hebben begrepen dat werk een middel is om een doel te bereiken, geen doel op zich. Ze investeren erin, zetten zich ervoor in, zijn creatief en gemotiveerd, maar “in balans”.
Jonge mensen zijn geweldig!
Voorzitter, als we terugblikken op uw mandaat, kunt u ons dan een anekdote vertellen?
P. P.: Ja, die heb ik. Niet dat het grappig is, maar het laat zien hoe sterk de sociale dialoog binnen de twee instellingen is. Wist je dat toen het Instituut moest verhuizen, de NAR haar deuren wijd open zette? Weet je waar en hoe snel? Binnen tien minuten, in een gang. Alle partners, samen, in overeenstemming, bijna onmiddellijk. Geen gepalaver. Eén unie.
Is dat wat u wilt voor de toekomst van het College en het Instituut?
P.P.: Ja, natuurlijk, dat is de basis. Maar ik hoop ook dat de toekomst ons, meer nog dan vandaag, zal tonen dat deze instellingen een essentiële plaats innemen. Dat ze erkend worden voor hun maatschappelijk nut. Dat werknemers worden erkend.
Dus, voorzitter, zult u het moeilijk vinden om bezig te blijven vanaf 2024?
P.P.: (lacht) Nee. Ik wil mijn gezondheid behouden en op peil houden. Maar ik wil mijn bijdrage blijven leveren aan het welzijn van de samenleving. Ik wil genieten van mijn familie en vrienden. Bovenal – en in alle omstandigheden – wil ik alert blijven.
Een laatste woord?
P. P.: We hebben het in dit gesprek veel gehad over engagement. Daarom wil ik iedereen bedanken die zich voor mij heeft ingezet.
Ik zou graag al hun namen willen noemen, maar dat zou een beetje lang worden.
Allereerst een team zonder wie niets zou kunnen worden gedaan: medewerkers en directie.
De bestuurders en bestuursters, de sociale partners, de experts d ie op vrijwillige basis hun tijd geven, die mijn ideeën hebben gesteund.
Ze zijn allemaal goed voor me geweest. En weet je, goedheid overstijgt vriendelijkheid, want het is begaan zijn met het welzijn van anderen op een onbaatzuchtige manier.
Ik dank hen allemaal. Ze hebben van mij, zoals ik tijdens ceremonies zeg: “Een gelukkige Voorzitter” gemaakt.
Nous utilisons des cookies pour vous garantir la meilleure expérience sur notre site web. Si vous continuez à utiliser ce site, nous supposerons que vous en êtes satisfait.Ok