Onder impuls van het Vrouwenforum, sleutelt het KIEA momenteel aan een inschrijvingsformulier voor de Laureaten van de Arbeid waar alle gebruikers (M/V/X) zich in kunnen herkennen. De Frans versie van het formulier is gebaseerd op de voorschriften van l’ecriture inclusive die ontstaan zijn om de discriminatie in het gebruik van de taal te vermijden. Deze voorschriften zijn natuurlijk niet toepasbaar in het Nederlands maar toch hebben instanties en taalgebruikers van het Nederlands ook steeds meer behoefte aan advies over neutraal, inclusief en non-binair taalgebruik. De Nederlandse Taalunie, de kennis- en beleidsorganisatie voor de Nederlandse taal in Nederland, Vlaanderen en Suriname, heeft daarom in 2019 een werkgroep genderinclusief taalgebruik aangesteld. De adviezen over deze kwesties zijn echter nog niet klaar en daarom moeten we ons voor het opstellen van een inclusiever formulier vooralsnog baseren op “traditionele” adviezen.
Aan de hand van de grammaticale categorie van het geslacht of genus kan men het verschil in het gebruik van Franse en Nederlandse inclusieve taal beter begrijpen. Het grammaticale geslacht is de verdeling van zelfstandige naamwoorden in o.a. vrouwelijke, mannelijke en onzijdige woorden. Deze indeling heeft op zijn beurt een invloed op de vorm van andere woordsoorten die in relatie met dat zelfstandig naamwoord worden gebruikt zoals lidwoorden, voornaamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en in sommige talen ook bepaalde werkwoordsvormen zoals het voltooid deelwoord.
Het Nederlands kent van oudsher drie woordgeslachten: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen in het enkelvoud het lidwoord de, onzijdige woorden het lidwoord het. Mannelijke en vrouwelijke woorden zijn in het Nederlands, in tegenstelling tot het Frans, nog moeilijk te onderscheiden van elkaar. Het verschil is enkel nog zichtbaar als het woord in combinatie met een persoonlijk (hij/zij) of bezittelijk (haar/zijn) voornaamwoord wordt gebruikt. Hierdoor is het vaak moeilijk voor Nederlandstaligen om het juiste geslacht van een zelfstandig naamwoord te bepalen en ontstaan er regionale verschillen. Zo wordt kat in Nederland vaker in combinatie met hij en zijn gebruikt terwijl zij in Vlaanderen eerder in combinatie met zij en haar wordt gebruikt. Bij persoonsaanduidingen daarentegen is het onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke woorden over het algemeen duidelijker. Namen voor mannelijke personen zijn mannelijke zelfstandige naamwoorden: de koning, de prins, de zoon… en namen voor vrouwelijke personen zijn vrouwelijke zelfstandige naamwoorden: de koningin, de prinses, de dochter… Toch komt het biologisch geslacht niet altijd overeen met het grammaticaal geslacht van het woord: het meisje is taalkundig onzijdig maar biologisch vrouwelijk.
De genusindeling van de Romaanse talen, waaronder het Frans, heeft een andere ontwikkeling gekend. In het Latijn bestonden er ook drie grammaticale geslachten maar in de ontwikkeling van de Romaanse talen zijn de woorden die behoorden tot de neutrale categorie overgegaan tot de mannelijke categorie. Alleen nog enkele restanten zoals het neutrale voornaamwoord on in het Frans of het neutrale lidwoord lo in het Spaans en Italiaans getuigen nog van deze driedeling. Hierdoor is er dus een duidelijke oppositie tussen enerzijds mannelijke en anderzijds vrouwelijke zelfstandige naamwoorden ontstaan in deze talen.
Uit taalpsychologisch onderzoek blijkt dat het grammaticale geslacht een invloed heeft op de mentale representatie van dat begrip. In talen met een duidelijke oppositie tussen mannelijk en vrouwelijk genus zien we dat woorden die een mannelijk genus hebben ook vaker met mannen worden geassocieerd. Wanneer Franstaligen de woorden “citoyens, musiciens, voisins, téléspectateurs…” lezen of horen dan zullen zij deze sneller uitsluitend met mannen associëren dan wanneer Nederlandstaligen de woorden “burgers, muzikanten, buren, kijkers…” lezen of horen. Daarom zullen in het Frans dubbele vormen van deze woorden vaker de voorkeur krijgen dan in het Nederlands: “citoyens et citoyennes, musiciens et musiciennes, voisins et voisines, téléspectateurs et téléspectatrices…”.
Toch wordt er ook in de Nederlandse taal geworsteld met genderkwesties zoals blijkt uit de vele mogelijkheden voor de vorming van beroeps- en functienamen. Zo kan men in bepaalde gevallen kiezen voor een mannelijke en vrouwelijke vorm zoals leraar en lerares, in andere gevallen kan men enkel de mannelijke vorm gebruiken zoals professor en soms kan men opteren voor een neutrale vorm zoals leerkracht. Daarbij moet men er rekening mee houden dat er soms betekenisverschillen zijn tussen de mannelijke en vrouwelijke vorm van een beroepsaanduiding: secretarissen zijn zowel mannen als vrouwen maar een mannelijke secretaresse is een secretariaatsmedewerker. Soms is er ook een verschil in gevoelswaarde tussen de mannelijke en vrouwelijke vorm: sommige vrouwelijke directeurs of adviseurs worden niet graag directrice of adviseuse genoemd omdat deze vrouwelijke vormen vooral geassocieerd worden met schooldirectrice of schoonheidsadviseuse.
In het formulier hebben we voor de aanduidingen voor functies en rollen gekozen om de sekseneutrale vorm te gebruiken wanneer mogelijk: het diensthoofd en de leidinggevende. Indien er uitsluitend een mannelijk vorm bestaat, gebruiken we enkel deze vorm: de indiener en wanneer er twee vormen bestaan gebruiken we beide vormen zo veel mogelijk: de kandidaat/kandidate en de ambachtsman/ambachtsvrouw. Een bijzondere aandacht voor de vrouwelijke vorm van functies of rollen is belangrijk want uit Vlaams onderzoek naar vacatures is immers gebleken dat meer vrouwen zullen solliciteren voor de functie wanneer er in de vacature de mannelijke en de vrouwelijke vorm van de functietitel wordt gebruikt. Als men vrouwen dus zichtbaarder maakt in de taal zullen zij zich ook vaker kandidaat stellen.
Het gebruik van dubbele vormen leidt ons echter onvermijdelijk tot de vraag : “Worden mensen die zich niet als vrouw of man identificeren dan niet uitgesloten?”. De non-binaire genderidentiteit is nu nog niet zichtbaar in de Nederlandse taal. Zo bestaat er in het Nederlands nog geen voornaamwoord dat verwijst naar het non-binaire gender dit in tegenstelling tot het Zweeds waar hen in 2014 officieel erkend werd als genderneutraal voornaamwoord door de Zweedse Academie. In het inschrijvingsformulier vermelden wij echter dat alle persoonsaanduidingen in het formulier zowel betrekking hebben op M/V/X. Ook het gebruik van hij of zij, haar of zijn, haar of hem … wordt waar mogelijk vermeden.
Het mag duidelijk zijn dat het gebruik van inclusieve taal verre van makkelijk is en waarschijnlijk zijn niet alle aanpassingen aan het inschrijvingsformulier zaligmakend. Maar als een inclusieve taal ertoe kan bijdragen dat vrouwen beter erkend worden als Laureaten van de Arbeid, dan nemen we de moeilijkheden er graag bij.
Bronnen
De Pous I. (2020) Vanaf nu een redactrice, zoektocht naar een passende functienaam. Onze Taal 2020 – 10 https://onzetaal.nl/uploads/editor/OnzeTaal_okt2020_de_pous.pdf Mortelmans T. (2019) Waarom is een Duitse Vamp mannelijker dan een Vlaamse? . Video Universiteit van Vlaanderen. https://www.youtube.com/watch?v=_j0tpE76NmY